Flevoland onderscheidt zich van andere provincies in ons land vanwege de grote hoeveelheid informatie over de bodemopbouw die beschikbaar is, vooral uit grondboringen.
Data
Het opbouwen van een databestand begon al na de drooglegging van de polders, toen de kwaliteit van de bodem voor het agrarisch gebruik op kavelniveau bepaald moest worden. Denk hierbij aan het werk van de Directie Wieringermeer, de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders (RIJP) en Stiboka. Geologen en archeologen zijn met deze data verder gegaan. Voor woningbouw en andere ontwikkelingen zijn delen van Flevoland nader geïnventariseerd. Vanwege de diepteligging van de afzettingen uit het Pleistoceen (het geologische tijdvak vóór het huidige, dat Holoceen genoemd wordt) was karterend booronderzoek het geijkte middel. De vele boorgegevens die dit opleverde, kleurden het beeld van de ondergrond van de provincie verder in.
Bronnen
Veel boorgegevens zijn beschikbaar via het DINO-loket (Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond) en het BRO-loket (Basisregistratie Ondergrond). Daarnaast zijn de gegevens van veel sonderingen ook opgenomen in deze DINO-database en hebben diverse geotechnische bedrijven eigen databases waaruit geput kan worden. Ook hebben we bijvoorbeeld de beschikking over de database boorbeschrijvingen Almere, een bestand van 40.000 boringen die systematisch beschreven zijn. Dit is een rijke bron, die uitnodigt tot nadere analyse. Naast de standaardgegevens die bij boringen worden verzameld, is vooral in Almere ook regelmatig specialistisch onderzoek voor dateringen, de ontwikkeling van het landschap en de vegetatie uitgevoerd. Ook deze gegevens kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de reconstructie van de geografische situatie destijds.