Grootscheepse gravers spitten deklagen in zeebodem diep uit

16 sep 2025

Onze bedrijfsjournalist

Gerrit Jan is onze bedrijfsjournalist. Hij schrijft over allerlei actuele ontwikkelingen vanuit provincie Flevoland. Vanuit onze organisatie bezoekt hij evenementen, volgt hij vergaderingen en interviewt hij collega's. Ook dit artikel is geschreven door hem.

Vijfhonderd jaar geleden vergleed het vaartuig ZO31 met de getijden mee in woelig water. Voorgoed verzonken, maar zeker niet voor altijd. Tijdens hedendaagse hoogzomers tillen jonge handen en doorleefde krachten de verzande schuimers aan het licht. Om ze van verloren modderschuit te verheffen tot vlaggenschip. Een rank hondje schiet snuffelend weg tussen de grashalmen rondom het rustieke kruispunt in het buitengebied van Zeewolde. Zijn baasje kuiert bedaard achter het beestje aan. In het lome ochtendlicht stuift een wolkje zomerzand over het pad richting de parkeerplaats. De aanwezige wagens zijn besmeurd met modder, maar rond het portier van een personenbusje tekent zich in het stof een glasheldere boodschap af. ‘Paleo Rulez’.  

Veldschool 

Het is een natuurlijke sfeer waar gedeputeerde Sjaak Simonse zich gewillig naar schikt als hij in zijn zwarte auto over een plaveisel van bouwplaten het terrein op rijdt. Hij licht zijn kofferbak op en haalt met een ferme zwaai twee stevige laarzen tevoorschijn. “Voor straks.“ Als hij eerst maar eens op zijn keurige zwarte schoenen richting het achterland wandelt, komt een grote en gemoedelijke gestalte hem met een brede glimlach tegemoet. “Welkom op werkbezoek aan onze Veldschool,” wenkt maritiem archeoloog Wouter Waldus.  “Sorry, het heeft hier pas geregend.”  

Waterschip 

De veldschool werd uitgevoerd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) in samenwerking met Museum Batavialand. Hier werden vijftien studenten van onder andere Universiteit Leiden, Rijksuniversiteit Groningen en Saxion Hogeschool ondergedompeld in de wereld van maritieme archeologie. Simonse voelt de zompige grond aan zijn zolen zuigen en duikt schielijk een bouwkeet in. Buiten wijst Waldus alvast vooruit naar een groot gat in de aarde, met een bodemkorst van eeuwenoud eikenhout. Jarenlang ingeklonken en verzonken tussen dikke lagen zeeklei, maar in een eigentijdse stijl losgewoeld en nu laagje voor laagje door archeologen blootgelegd. “Dit is scheepswrak ZO31. Een zogenoemd waterschip, met een afgesloten gedeelte oftewel bun waarin vissen levend kunnen worden gehouden,” legt hij uit. Gebouwd rond 1520 en waarschijnlijk niet veel later vergaan. Vaartuigen als deze vertellen een uniek verhaal over het verleden van Flevoland en de Zuiderzee, over de scheepsvaart, de handel en de schippers. We leiden jonge archeologen op om dat verhaal te onderzoeken en vervolgens ook verder te vertellen.”  

Alles weten 

Waldus maakt een dankbaar gebaar naar zijn studenten, die een paar meter lager  kleine zandzakken door een poel met modder slepen en op een andere plek neerleggen ter bescherming van het onderliggende hout. “We willen alles over dit wrak weten. Welke voorwerpen de opvarenden bij zich hadden, waar het hout vandaan komt en welke functie het schip precies vervulde. We hebben hier ook al van alles gevonden. Heel speciale kruiken bijvoorbeeld, een bijzonder fluitje en een stuk van een schoen.” Een van zijn studenten klautert lenig uit de opgravingsput en fluistert hem iets in het oor. Waldus geeft op gedempte toon antwoord. “Ja, ja. Alles dateren.” 

Geschiedenis onder de grond 

Gedeputeerde Simonse luistert aandachtig mee. Al zijn hele leven staat hij met zijn voeten in de klei. “Ik kom uit een echte boerenfamilie. In de beginjaren van de polder ploegden mijn vader en mijn opa hier het land om,” vertelt hij later in zijn werkkamer. “Wat onder de grond zat, was toen niet belangrijk. Dat moest weg. Maar als gedeputeerde Cultuur en Erfgoed van de provincie Flevoland kies ik voor een bredere benadering. Nee, wij hebben niet veel oude gebouwen of locaties. Maar we hebben wel een geschiedenis. Die geschiedenis zit bij ons onder de grond. En je ziet het, die begint nu echt boven water te komen. Oudere provincies hebben alles misschien preciezer in kaart, maar wij stuiten als jonge nieuwe provincie nog steeds op onbekende stukjes van ons verleden. Dat is prachtig. Daar moeten we mee doorgaan.” Even kijkt hij bedachtzaam naar boven. “Al wil ik ook nooit het leed vergeten dat zich ooit bij de ondergang van het schip heeft afgespeeld.” 

Inkuilen 

Na de inpoldering van de Zuiderzee zijn honderden scheepswrakken in de voormalige zeebodem aangetroffen, waarvan een groot deel opgegraven of geruimd is. Van de 445 bekende wrakken zijn nog ongeveer tachtig objecten in de bodem terug te vinden. De provincie verankert haar ambities binnen het  erfgoedprogramma. Vanuit dat beleid zijn de afgelopen vier jaar al verschillende plannen en projecten vastgelegd en uitgevoerd, waaronder het markeren van scheepswrakken met palen, het uitbrengen van wrakkenpaspoorten en het bijwerken van een database waarin alle wrakken  geregistreerd staan.  Het Erfgoedprogramma volgt drie verschillende sporen, namelijk ten eerste behoud en bescherming, ten tweede publieksbereik en ontsluiting en ten derde kennisdeling en kennisvermeerdering. “Bij behoud en bescherming zetten we onder meer in op inkuiling,” licht Simonse toe. “Want door onder meer bodemdaling en een verlaagde grondwaterstand raken de wrakken in steeds slechtere staat. Een van de methoden om de wrakken in situ (ter plekke in de bodem) te bewaren is door ze in te kuilen. Dat is bij 21 van de wrakken al gebeurd. Door een speciale schil van plastic om het wrak te plaatsen, wordt de waterstand rondom het wrak gestabiliseerd en komt het hout niet in contact met zuurstof. Zo kunnen we de wrakken beter bewaren en blijven de restanten beter bewaard voor onderzoek. Nu of juist in de toekomst. Met steeds modernere technieken en methoden.” 

Gat dichtgooien 

Maar door dit verleden naar boven te halen, gaan de sporen in de grond juist verloren. “We moeten daar ook heel eerlijk over zijn,” erkent Waldus ernstig. “Wat je opgraaft gaat stuk, maar daarom wordt alles zorgvuldig in gemeten en gedocumenteerd. Dit geeft ons de mogelijkheid om in schip in alle details te onderzoeken en op basis daarvan het verhaal van het schip en de bemanning te kunnen vertellen. We hebben hier vier jaar onderzoek gedaan en het schip tot op de bodem uitgediept, maar nu zijn we hier ook echt klaar. Aan het einde van de opgraving  gooien we hier het gat dicht. Dan laten we het schip met rust en gaan we op een andere plek verder. Waar dat zal zijn gaan we in de komende tijd bepalen.”  

Technisch monnikenwerk 

Terwijl het hout in de diepten der aarde langzaam naar zijn natuur wordt afgebroken, bouwen technische monnikenwerkers in de verderop gelegen keet het model met haast evenveel geduld weer op. Ze staren stilletjes naar stipjes en streepjes op een scherm, turen minutieus naar minieme flintertjes onder hun loep of overpeinzen de precieze lijnen in geprojecteerde patronen. “Hier gaan we aan de slag met het vondstmateriaal dat we bij de opgravingen hebben gevonden. Op basis van computerberekeningen rondom de jaarringen in het hout kunnen we redelijk exact bepalen wanneer en waar het hout gekapt is en hoe oud het vaartuig is geweest. Al ons materiaal gaat door de scan en wordt vastgelegd op het scherm. Met een beetje geluk kunnen we het waterschip dan digitaal reconstrueren en aan de wereld laten zien. Kijk, hier heb ik bijvoorbeeld een stuk hout dat we onderzoeken.” 

Ruwe bonk 

De ogen van Sjaak Simonse beginnen te glinsteren. Hij blijft tenslotte een man van het land. Daar liggen zijn wortels. “Mag ik eens zien?” Waldus knikt. “Sterker nog, neem ‘m maar mee, we hebben dit stuk al helemaal gedocumenteerd en bemonsterd, dit stuk is verder gedeselecteerd. Een aantal andere scheepsonderdelen hebben we geselecteerd om te conserveren, zodat we ze ook tentoon kunnen stellen.” De gedeputeerde grijpt de ruwe bonk met beide handen aan. “Die leg ik eerst eens rustig op mijn kamer neer,” kondigt hij aan. “Maar ik hoop hier op den duur een mooie vitrine voor te vinden.” Een etalage voor altijd misschien wel.

Na de inpoldering van de Zuiderzee zijn honderden scheepswrakken in de voormalige zeebodem aangetroffen, waarvan een groot deel opgegraven of geruimd is. Van de 445 bekende wrakken zijn er circa 80 nog in de bodem bewaard. Hiervan zijn er 21 ingekuild. Omdat Flevoland landelijk bekend wil staan als dé provincie van de scheepswrakken zetten we met ons erfgoedprogramma in op dit erfgoed.