Staat van instandhouding
De kleine marterachtigen zijn lastig te inventariseren soorten, waardoor de kans groot is dat zij ook bij een uitgebreid onderzoek worden gemist. De weinige waarnemingen die bekend zijn, zijn vaak gebaseerd op gevonden verkeersslachtoffers, waarnemingen vanuit broedvogelmonitoring en waarnemingen in natuurgebieden. Er is dus geen goed beeld van de verspreiding van de wezel, hermelijn en bunzing in Flevoland. Duidelijk is wel dat de trend in Flevoland vergelijkbaar is met de rest van Nederland. Aantallen en verspreiding van de soorten nemen sterk af.
Wat te doen bij ruimtelijke ontwikkeling
Voordat met een ruimtelijke ontwikkeling kan worden gestart is een onderzoek nodig over welke beschermde soorten in het plangebied aanwezig zijn, worden verwacht of worden geraakt. Dit kan een QuickScan zijn of een uitgebreide habitattoets als blijkt dat er kleine marterachtigen aanwezig kunnen zijn.
Aanpak
Wanneer aanwezigheid van kleine marterachtigen niet kan worden uitgesloten dan wel aanwezigheid waarschijnlijk is, bijvoorbeeld door data uit de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) of een omgevingscheck, kan de initiatiefnemer in Flevoland tussen twee benaderingswijzen kiezen, namelijk:
- Mitigatie
- Nader onderzoek
Omdat het om lastig te inventariseren soorten gaat, kiest Flevoland voor een pragmatische aanpak. Initiatiefnemers hebben hierin de keuze tussen 1) er van uit te gaan dat de soorten er voor zullen komen en een aanvraag voor een ontheffing in te dienen met een mitigatieplan of 2) uitgebreid nader onderzoek om aanwezigheid vast te stellen dan wel uit te sluiten.
Informatie
Voor meer informatie lees ook de ‘Toelichting aangepast beleid kleine marterachtigen’ of neem contact op met natuurvergunning@flevoland.nl.