Het grootste deel van de oeverbescherming langs de provinciale vaarten is aangelegd in de jaren zestig en zeventig. Bij de aanleg van de polders waren de vaarten belangrijk voor het transport over water. Die functie is er nog steeds. De oevers hadden oorspronkelijk geen beschoeiing maar door de toenemende scheepvaart kalfden de oevers af en daardoor moest er vaak gebaggerd worden. In de jaren 70 is besloten om beschoeiing te plaatsen tegen de afkalving en het beperken van de baggerwerkzaamheden. Inmiddels is de oeverbeschoeiing aan onderhoud toe. Dit is nodig om te voorkomen dat oevers bezwijken en/ of gaten (uitspoelingen) ontstaan waardoor onveilige situaties ontstaan. Sinds de jaren 80 maakt de recreatievaart steeds meer gebruik van de vaarten. De natuurlijke omgeving maakt het prettig vertoeven langs de aangelegde afmeermogelijkheden en passantensteigers.
Functies van de vaarten
Flevoland staat bekend om de lange rechte vaarten en de kenmerkende houten of betonnen oeverbescherming. Het zijn de kenmerkende strakke lijnen in het Flevolandse landschap. De vaarten zijn van belang voor de scheepvaart en spelen een rol in de aan- en afvoer van water. Samen met de tochten en sloten vormen de vaarten een belangrijke rol bij het droog houden van Flevoland en vervullen de vaarten een belangrijke ecologische verbinding tussen (natuur-)gebieden.